Wat als … we weer zouden leren samenleven met water?
Kunnen we grote overstromingsrampen vermijden door kleine overstromingen toe te laten, of is dat een dwaze gedachte? Het Centrum voor Stadsgeschiedenis van de UAntwerpen bestudeert hoe we vroeger omgingen met water – en hoe ons dat kan helpen omgaan met het extreme weer dat we vandaag meemaken.
“Als mensen zelf controle hebben over hun natuurlijke omgeving, zullen ze doorgaans behoedzaam met die omgeving omspringen. Grote natuurrampen, zoals overstromingen, misoogsten en modderstromen, traden historisch gezien vooral op als de inwoners van een gebied niet langer de kennis, macht of middelen hadden om die omgeving op een veilige manier in te richten.” Aan het woord is Tim Soens, gewoon hoogleraar geschiedenis aan de UAntwerpen en onderzoeker bij het Centrum voor Stadsgeschiedenis van de universiteit. “Als de inwoners niet langer betrokken zijn bij het beheer van een gebied, gaat niet alleen heel wat kennis verloren. Mensen krijgen ook niet meer de kans om die kennis in de praktijk te brengen.” Soens’ onderzoek laat zien dat je geen landschaps- en ecologische geschiedenis kunt schrijven zonder ook onze sociale geschiedenis uit de doeken te doen.
Er was eens … een amfibische samenleving
“Neem nu overstromingen. Wie in de 15de eeuw aan een rivier of in een kustgebied woonde, wist dat er elke winter overstromingen zouden zijn, dat er om de tien jaar een grotere overstroming was, en om de dertig jaar een héél grote overstroming. Mensen richtten het leven zo in dat ze zowel in droge als natte omstandigheden konden overleven. Ze hadden een soort amfibische samenleving, die het water periodiek verwelkomde.”
“In die samenleving zetten landbouwers, bijvoorbeeld, niet alleen in op akkerbouw. Ze combineerden die met veeteelt, visserij … Ze richten het land zo in dat het elke winter kon overstromen. Dat systeem kwam de vruchtbaarheid van de bodem ten goede, en het hielp ook om de extremen te bufferen. Met hoogwater vingen beken, grachten en laaggelegen gronden het extra water op, in de zomer zorgde diezelfde infrastructuur voor irrigatie.”
“Hebben we nieuwe overstromingsgebieden nodig, of hebben we gewoon veel land nodig dat af en toe kan overstromen?”
Tim Soens (UAntwerpen)
“Vlaanderen was in de middeleeuwen een absolute pionier in de ontginning van rivier- en kustgebieden. We hadden veel technische kennis en kapitaal verzameld, waardoor we wetlands intensiever konden gebruiken voor landbouw. Maar in die polders bleef altijd ruimte voor water bestaan. Kijk maar naar middeleeuwse dijken: die kronkelen zich door het landschap en vertonen tal van littekens. Ze werden tientallen keren doorbroken, herwerkt, opgelapt en beetje bij beetje hoger en breder gemaakt.”
“Niemand verwachtte van die middeleeuwse dijken absolute veiligheid, en dat was ook niet nodig. Gingen zee of rivier er eens overheen, geen probleem: hoeves en kleinere woningen stonden altijd op hoger gelegen land. Werd het toch onhoudbaar om er te blijven wonen, dan werden nederzettingen simpelweg verplaatst. Oostende, bijvoorbeeld, is in de 14de eeuw twee keer naar achteren verschoven omdat de strandwal waarop de stad stond erodeerde.”
“De meeste steden zijn gegroeid aan rivieren of aan de kust. Hoewel de oude stadskern altijd op iets hogere grond werd gebouwd, bleven overstromingen een frequent life experience, zonder veel erg. Vroeger stonden in een stad als Antwerpen de laaggelegen buurten elke twintig of dertig jaar wel eens onder water. Als je dat weet, hoeft het geen probleem te zijn: je verwijdert het water gewoon.”
“Wat ooit een gevaarlijk idee leek – in een kustgebied op lagergelegen land gaan wonen – is de normaalste zaak van de wereld geworden”
Tim Soens (UAntwerpen)
Hoe rijker, hoe droger
“Als je het zo bekijkt, lijkt dat een fantastisch systeem. Je kunt je afvragen waarom we ervan zijn afgestapt. Maar wat ooit een idioot idee leek – doen alsof overstromingen niet bestaan – is normaal geworden. Die kanteling is in de 16de eeuw ingezet. Nederzettingen werden niet meer verplaatst, en dijken waren geen gatenkazen meer: we veronderstelden dat ze onbreekbaar en dus veilig waren. In de 19de eeuw kwam daar, met de industrialisering, waterverontreiniging bij. Water in de kelder kun je verwijderen, maar water met olie en chemicaliën wil niemand in huis.”
“Toch is technologie maar één deel van het verhaal. De bevolking groeide en werd mobieler, de vertrouwdheid met de eigen omgeving nam af. De inwoners werden ook minder en minder betrokken bij het onderhoud van infrastructuur. Ambtenaren en ingenieurs namen de beslissingen, gespecialiseerde aannemers voerden de werken uit. In de kustgebieden was dat het duidelijkst.
“Vanaf de 16de eeuw werden de polders ook steeds ongelijker. Landarbeiders werkten voor grote herenboeren en woonden vaak in huisjes in lager gelegen gebied, waar je beter niet kon wonen. ‘De dijken zijn veilig,’ kregen ze te horen. Maar de grote polderboerderijen stonden toch altijd weer hoger – prestige en veiligheid gecombineerd.”
“De gevolgen bleven niet uit. Tijdens een noordwesterstorm in de nacht van 24 op 25 december 1717 liepen grote delen van Noord-Nederland, Duitsland en Denemarken onder water. De zogenoemde Kerstvloed maakte wellicht 13.000 slachtoffers, maar de ongelijkheid onder de slachtoffers was immens. De meeste jonkers (landadel) en de meiers (grote boeren) konden zich redden, en vooral keuterboertjes en landarbeiders verloren het leven.”
“De Watersnoodramp van 1953 in het zuidwesten van Nederland, de oostkust van Engeland en een deel van België en Duitsland, waarbij meer dan 2.100 mensen omkwamen, legde hetzelfde probleem bloot. Neem Ouwerkerk op Schouwen-Duiveland, met 91 slachtoffers één van de zwaarst getroffen dorpen van Zeeland: alleen de oudste boerderijen en de middeleeuwse ‘ring’ waarop de kerk en het dorpscentrum gebouwd waren, staken boven het water uit. In de dijkhuisjes, waar vooral arbeiders woonden, vielen de meeste slachtoffers. Hetzelfde zag je in de zomer van 2021 bij de overstroming van de Vesder: in die oude industrieregio werden rond 1900 in ijltempo arbeidershuizen langs de rivier neergezet, vaak met slechte materialen. De fabrieken zijn al lang verdwenen, maar de huizen bleven dienen als goedkope woningen – en daar vielen drie jaar geleden de slachtoffers.”
“De geschiedenis leert ons, met andere woorden, dat overstromingen niemand het leven hóéven te kosten, maar dat dat nu al eeuwen gebeurt door de manier waarop mensen met hun omgeving omgaan. Dammen, dijken en andere constructies hebben een vals gevoel van veiligheid gecreëerd. We eisen dat ons huis en onze buurt te allen tijde beschermd zijn tegen wateroverlast. Maar net omdat we overstromingen als het ware buiten de wet hebben gesteld, kon de impact van extreme natuurverschijnselen paradoxaal genoeg toenemen. Nu het klimaat opwarmt, wordt de illusie dat we water kunnen controleren almaar vaker doorgeprikt.”
“Oostende is in de 14de eeuw twee keer naar achteren verschoven omdat de strandwal erodeerde waarop de stad stond”
Tim Soens (UAntwerpen)
‘In 1825 kwam het water tot hier’
“De voorbije decennia is het besef gegroeid dat er ruimte voor water nodig is. Het originele Deltaplan in Nederland en het Sigmaplan in Vlaanderen bouwden alles dicht. De herziene versies geven via overstromingen ruimte aan rivier en – in mindere mate – de zee, en sluiten aan bij een historische traditie die gezond én veilig was: overstromingsgebieden. Nieuwe overstromingsgebieden stuiten steevast op weerstand bij landbouwers en omwonenden. En dus dringt zich, in het licht van de klimaatcrisis, een tweede, radicalere optie op: kunnen we niet een veel groter deel van het landschap, inclusief woningen, als ‘sporadisch overstroombaar’ beschouwen? Móét er wel zo’n harde scheiding zijn tussen mens en water? Wat als … we weer zouden leren samenleven met water?”
“De geschiedenis bewijst dat dat model kan werken, zolang de bewoners van een gebied geïnformeerd en betrokken worden. Daarom hebben we, denk ik, ook vandaag meer participatieve modellen nodig. Het zou mooi zijn om met landbouwers na te denken over vormen van natte landbouw, deels op gronden die elke winter overstromen, deels op gronden die alleen bij bijzonder veel neerslag onder water komen te staan. En het zou mooi zijn onze woningen zo in te richten dat een meter water geen kwaad kan.”
“Alles begint met informatie. Mensen moeten weten dat de illusie van veiligheid precies dát is – een illusie. Daarbij kan de geschiedenis een rol spelen. Ooit waren er in onze streek bijvoorbeeld heel veel vloedmerken: lijnen of tekens die het peil aangaven dat een stormvloed ergens bereikt had. ‘In 1825 kwam het water tot hier’, bijvoorbeeld. Vandaag vind je die bijna alleen nog terug in het noorden van Duitsland. Als we die vloedmerken in ere zouden herstellen, zouden voorbijgangers onmiddellijk begrijpen dat water altíjd ruimte nodig heeft gehad. Zo kunnen we, stap voor stap, opnieuw werk maken van echte watergeletterdheid – of ruimer: klimaatgeletterdheid.”
“Dammen, dijken en andere constructies hebben een vals gevoel van veiligheid gecreëerd”
Tim Soens (UAntwerpen)
Kan je maar niet genoeg krijgen van het onderzoek van Tim? Ontdek dan ook zijn lees-, kijk- en zelfs bezoektips mee!
De stad: een verhaal van mens én natuur
“Als milieuhistoricus onderzoek ik de relatie tussen de mens en de natuur in de voorbije duizend jaar. Historische bronnen, maar ook het landschap om ons heen, laten zien hoe mensen vroeger met de natuur omgingen, en vooral: met extremen in de natuur. Wat deden we bij overstromingen, droogte, misoogsten of epidemieën? Die problemen uit het verre verleden zijn nog altijd bijzonder relevant.”
“Je hoort vaak dat we uit het verleden lessen kunnen trekken voor vandaag. Dat klopt deels: historici zijn goed in het verklaren van wat misging, maar veel minder in het aanreiken van oplossingen. Dat komt omdat veel afhangt van de context. Recepten die werken in de ene situatie, kunnen in een andere juist desastreus uitpakken. Daarom kiest het Centrum voor Stadsgeschiedenis van de UAntwerpen voor een radicaal contextuele benadering. We proberen milieuvraagstukken – de omgang met water, dieren, biodiversiteit en milieuverontreiniging … – te begrijpen vanuit het stedelijke weefsel. Hoe beïnvloeden factoren als de toegang tot bezit en macht die kwesties?”
“Water heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in de stadsgeschiedenis. Of het nu gaat om de bescherming tegen overstromingen, de voedselvoorziening, het groen in een stad, of de vele dieren, van paarden tot insecten: al die elementen maken net zo goed deel uit van het verleden van onze steden als de economische en culturele ontwikkeling.”