Over het muurtje: over de grens, onder de grond
De een zijn dood is de ander zijn brood. Hoe helpt de EU-lidstaten uit hun economische malaise zonder de koplopers te benadelen? En wanneer investeer je in duurzaamheid als de concurrentie op de loer ligt? Tine Compernolle (UAntwerpen) en Christian Pröbsting (KU Leuven) vergelijken hun blik op economische vraagstukken.
Wie is wie?
Tine Compernolle is hoofddocent aan het Departement Engineering Management van de Universiteit Antwerpen. Ze onderzoekt hoe we op een rechtvaardige manier aan meer duurzaamheid kunnen werken. Het FWO steunt haar onderzoek naar een ecologisch en sociaal verantwoorde exploitatie van de ondergrond sinds oktober 2023.
Christian Pröbsting is hoofddocent aan de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de KU Leuven. Hij is gespecialiseerd in internationale financiën en macro-economie. Sinds januari 2023 onderzoekt hij met steun van het FWO de verschillen in tussen het Amerikaanse en Europese monetaire beleid.
Tine: “Christian, jij onderzoekt de macro-economische effecten van beleid: hoe de economie functioneert op nationaal of mondiaal niveau. Mijn onderzoek speelt zich af op het niveau daar net onder – lokaal en met een focus op specifieke sectoren. Ik ben benieuwd hoe jouw inzichten zich vertalen naar mijn domein.”
Christian: “Op dit moment bestudeer ik hoe monetaire unies, zoals de Europese Unie of de Verenigde Staten, kunnen ingrijpen bij een economische crisis in een van de lidstaten. Toen elke lidstaat nog een eigen munt had, lag de oplossing voor de hand: de Nationale Bank van België kon bijvoorbeeld de rente verlagen, zodat bedrijven en consumenten goedkoper konden lenen. Dan daalde de Belgische munt in waarde op de internationale markt en werden onze producten aantrekkelijker.”
“Nu we een eengemaakte eurozone hebben, ligt dat anders. Als sommige lidstaten voor een recessie staan, terwijl anderen net floreren, heeft een renteverlaging ook negatieve gevolgen. Waar het goed gaat, dreigt de economie dan te oververhitten. Dat zagen we tijdens de eurocrisis die eind 2009 uitbrak: Griekenland, Spanje, Portugal en Ierland kregen zware klappen, terwijl Duitsland volop groeide.”
Tine: “Daar zie ik al een parallel. Mijn onderzoek gaat over hoe we diepere geologische lagen op een rechtvaardige manier kunnen inzetten voor economische activiteiten, zoals geothermie of de opslag van CO₂ of waterstof. Dat kan bijdragen aan een koolstofarme economie, maar de kosten en baten zijn niet automatisch eerlijk verdeeld. Omwonenden ondervinden bijvoorbeeld hinder, terwijl anderen de winst opstrijken. Of we profiteren vandaag, maar zadelen toekomstige generaties op met een zware erfenis.”
“Eerlijke verdeling betekent niet noodzakelijk dat alles gelijk moet zijn. Het gaat om een billijke verhouding tussen positieve en negatieve effecten. Als een ondergrondse activiteit een negatieve impact heeft, bijvoorbeeld, ervaren we dat sneller als onrechtvaardig en verwachten we compensatie – al is ook dat niet per se ‘eerlijk’. Bij positieve effecten ligt dat anders: dan moet de balans al héél scheef zijn. En wat als we bijvoorbeeld moeten kiezen tussen aardwarmte voor de industrie of voor sociale woonwijken? Hoe kunnen we dat eerlijk doen?”
“Hoe kijk jij in jouw domein naar dat vraagstuk, Christian?”
Christian: “Mijn onderzoek focust op mechanismen die voorkomen of verhelpen dat het in één staat economisch bergaf gaat, zonder andere landen te benadelen. Daarbij kijk ik graag over het muurtje – naar andere landen, zoals de Verenigde Staten. Tijdens de kredietcrisis van 2007 werd vooral Nevada getroffen, maar het escaleerde daar nooit zoals later in Griekenland.”
Tine: “Dus ben jij gaan kijken naar de verschillen tussen de VS en de EU?”
Christian: “Precies. Amerikaanse werknemers zijn bijvoorbeeld veel mobieler dan Europese. Ze verhuizen makkelijker naar een andere staat om werk te zoeken, waardoor de werkloosheid in Nevada beperkt bleef. De Amerikaanse kapitaalmarkten zijn ook meer gediversifieerd: bedrijven in Nevada gingen in de rode cijfers, maar de grotere stonden op nationale aandelenbeurzen. Daardoor werd de klap verdeeld over investeerders uit andere staten. Dankzij hetzelfde effect bleef ook het gemiddelde inkomen uit kapitaal stabieler, terwijl dat uit arbeid daalde.”
"Als iets negatieve impact heeft, ervaren we dat sneller als onrechtvaardig."
"Toen we nog een eigen munt hadden, lag de oplossing voor een crisis voor de hand."
“Ook de kredietmarkten zijn in de VS nationaal geïntegreerd. Nevada kon dus gemakkelijk lenen bij andere staten. Consumenten konden hun spaargeld aanspreken of zelfs nieuwe leningen aangaan, waardoor de consumptie op peil bleef. En dan was er nog het progressieve federale belastingsysteem: wie minder verdient, betaalt automatisch minder belasting op zijn brutoloon – en zo het nettoloon redelijk stabiel. Al die mechanismen vullen elkaar mooi aan: als het ene goed werkt, is er minder behoefte aan de andere.”
“Hoe hou jij in jouw onderzoek rekening met zulke onzekerheden, Tine?”
Tine: “Wij werken met real option games: een combinatie van klassieke speltheorie, die bestudeert hoe concurrenten beslissingen nemen, en de reële-optietheorie, die bekijkt hoe beslissingsnemers flexibiliteit kunnen inbouwen in onzekere omstandigheden.”
Christian: “Ik vermoed dat een voorbeeld handig is.”
Tine: (lacht) “Zeker! Stel, je wilt als projectontwikkelaar investeren in diepe geothermie. De opbrengst hangt af van de warmteprijs én van de geologische omstandigheden. Beide factoren zijn onzeker: de prijs schommelt; hoe de ondergrond er precies uitziet, is moeilijk te voorspellen. Vroeger bekeken we dat als een nu-of-nooitbeslissing: zijn de kosten kleiner dan de opbrengsten, dan investeer je.”
“De reële-optietheorie biedt meer flexibiliteit. Je kan bijvoorbeeld afwachten tot de prijs stijgt, of een clausule opnemen die toelaat het project stop te zetten als de geologie tegenvalt. Zo beperk je je verliezen. De theorie berekent hoeveel zulke flexibiliteit waard is en wat de optimale timing is om een project vroegtijdig stop te zetten, en ze helpt je omgaan met onzekerheid. Maar dat is nog maar het perspectief van één investeerder.”
“Door de reële-optietheorie te combineren met speltheorie houden we ook rekening met strategische interacties tussen verschillende marktspelers. Als een concurrent eerst investeert in geothermie, is de markt misschien al verzadigd – en dalen jouw opbrengsten. Maar evengoed kan die concurrent zijn tanden stukbijten op het project omdat de technologie nog duur is. Als jij wacht tot innovaties de projectprijs verlagen, haal je misschien grotere opbrengsten.”
Christian: “Welke rol spelen ecologische en sociale factoren in die real option games?”
Tine: “Je kan ook ecologische of sociale criteria koppelen aan investeringsbeslissingen. Zo mag een project alleen doorgaan als milieu of omwonenden er beter van worden. Overheden en bedrijven kunnen dan samenwerken om te begrijpen hoe ze economische, milieu- en sociale doelstellingen kunnen verenigen. Een voorbeeld daarvan was het leertraject Bedrijfssites van de Toekomst van de stad Antwerpen, dat bedrijven stimuleerde om hun terreinen te vergroenen en regenwater te hergebruiken. Naar zulke manieren om duurzame investeringen aantrekkelijker te maken voor privé-investeerders zijn wij op zoek.”