‘Mijn werk voelt als thuis’: een (h)onderzoek

 

Elk jaar op de eerste vrijdag na vaderdag is het internationale ‘Take your dog to work day’. Hoewel dit voor sommigen in eerste instantie een vreemd idee kan lijken, is het geen verwonderlijke trend.

 

"Werelddierendag vandaag; ik zeg het maar voor zij die thuis naar hun werk vertrekken: aai je hond nog eens", aldus radiostem Xavier Taveirne omstreeks 8.58u ’s ochtends op 4 oktober 2019 – lang vóór nog maar sprake was van COVID. Wellicht wist Xavier, net als vele anderen, niet dat steeds meer mensen hun hond gewoon meenemen naar het werk.

Meer nog: elk jaar op de eerste vrijdag na vaderdag is het internationale ‘Take your dog to work day’. Hoewel dit voor sommigen in eerste instantie een vreemd idee kan lijken, is het geen verwonderlijke trend. Immers, bij 1/5e tot 1/3e van de huishoudens maakt een hond deel uit van het gezin. Sinds de opmars van COVID en bijhorende lockdownrestricties, vond wereldwijd zelfs een explosie plaats in de adoptie van huisdieren.

Positief gevoel

Doordat we vaker thuis zijn en we minder kunnen terugvallen op verstrooiingen zoals vakanties, ervaren velen een positief gevoel bij contact met dieren die, levend in het moment, rechtuit en aardig zijn en vaak terugbrengen tot de ‘essentie’. Ze leiden af van alomtegenwoordige schermen en vormen hét tegengif voor digitale vermoeidheid.

De bioloog Edward Wilson’s ‘biophilia’-hypothese – of ook hoe wij als mensen een natuurlijke aantrekkingskracht hebben tot onze levende omgeving – dringt door tot in ons dagelijks leven. Wetende dat ruwweg de helft tot 3/4e tussen de 20 en 64 jarigen tewerkgesteld is, kan het meenemen van een hond naar kantoor een uitkomst bieden voor baas en hond.

Werk-privébalans

Enerzijds hopen organisaties hiermee in te spelen op het verbeteren van de werk-privébalans van werknemers met hond: de millennials zijn de grootste generatie hondeneigenaars ooit en zullen tegen 2025 niet minder dan 75% van de arbeidsmarkt uitmaken. We weten dat zij werk-privébalans en flexibiliteit steevast op nummer één zetten wanneer het aankomt op waardes en werkvoordelen.

Organisaties moeten wel inspelen op deze realiteit willen zij een competitief voordeel behouden in de steeds sterker woedende war for talent. Anderzijds toont onderzoek aan dat honden op het werk het organisatieklimaat, de werksfeer en zelfs samenwerking tussen teamleden aanzienlijk kunnen verbeteren – ook voor niet-hondeneigenaars, dus.

‘Hondvriendelijke’ kantoren

Sigmund Freud, grondlegger van de psychoanalyse, merkte deze effecten al op in zijn therapiesessies waar zijn hond Jofi steevast mee aanwezig was. Voordelige effecten gaan doorgaans via een stijging van positieve emotie of het ontstaan van spontane situaties en de daarmee gepaard gaande verbinding en psychologische veiligheid – de sterkste voorspellers van jobprestatie (!).

Door het toelaten van honden op kantoor kunnen organisaties zich daarnaast branden en zo niet enkel huidig talend behouden maar ook extern talent aantrekken. De succesvolle big-tech reuzen zoals Google, Uber en Amazon zijn dan ook al lang overstag: hun ‘hondvriendelijke’ kantoren zijn inmiddels een vaste waarde in het organisatielandschap.

Als we het werken van morgen écht willen optimaliseren, ligt de oplossing misschien wel gewoon aan onze voeten
Joni Delanoeije
KU Leuven

Collega’s met bezorgdheden

Maar er is een keerzijde aan de medaille. Negatieve reacties van collega’s of de werkomgeving kunnen potentieel voordelige effecten immers neutraliseren. Het is daarom uitermate belangrijk om ook gehoor te geven aan collega's met bezorgdheden (bijvoorbeeld angsten, allergieën of gewoonweg “geen boodschap” hebben aan dieren) alsook om de voorwaarden voor voordelige dan wel nadelige effecten goed in kaart te brengen.

Enkel door mee vanuit de risico’s te vertrekken, kan het potentieel van deze nieuwe werkpraktijken correct en eerlijk bestudeerd worden. Psychologische veiligheid en de optie om niet gestoord te worden dient er te zijn voor álle betrokkenen: hondeneigenaars, hun collega’s en niet te vergeten: hun hond.

Honden en thuiswerk

Deze trend kan hondenwelzijn verbeteren doordat honden minder tijd alleen moeten doorbrengen tijdens werkdagen. Voordelen voor de hond zijn echter afhankelijk van (persoonlijkheids)kenmerken van de hond of van de situatie (zoals het kunnen voorspellen door de hond of hij mee mag dan wel thuis moet blijven); niet elke hond voelt zich goed op kantoor.

Wanneer honden mee naar het werk gaan, is een samenwerking tussen geïnformeerde eigenaars, hondengedragsdeskundigen én werkgevers een must. Vanuit een one welfare-perspectief (letterlijk vertaald: ‘één- welzijn’) weten we immers dat welzijn van hond, eigenaar en omgeving elkaar beïnvloeden – ook negatief! In plaats van de hond mee naar kantoor kan daarom ook gekeken worden naar de impact van honden bij thuiswerk.

Als er iets is dat onderzoek naar thuiswerk ons heeft geleerd, dan zijn het wel de nadelen van te weinig fysieke beweging en het wegvallen van sociale verbinding. En laat dat nu net de aspecten zijn waarvan we uit de antrozoölogie (d.w.z. de studie van mens-dierinteractie) weten dat honden deze effecten tegengaan. Maar ook daar weer is het belangrijk om te durven kijken of, wanneer en waarom honden eerder als stoorzender optreden bij thuiswerk.

Samenwerking KU Leuven en UGent

We staan nog maar aan het begin van dit meer dan ooit actuele (h)onderzoek over de intersectie tussen huisdieren en het nieuwe (thuis)werken. Er is dan ook geen betere timing om fundamentele vragen over effectmechanismen (hoé juist beïnvloeden honden werknemers?) en bepalende factoren (wanneer en voor wie doen zij dat wel en niet?) trachten te beantwoorden.

Dankzij de financiering van FWO zullen we dit de komende jaren dan ook doen. Binnen een samenwerking tussen KU Leuven en UGent zullen we dit fenomeen bestuderen via longitudinaal survey-onderzoek en smart wearables (smartwatches en smartcollars), zowel thuis als op het werk.

Want als we het werken van morgen écht willen optimaliseren, ligt de oplossing misschien wel gewoon aan onze voeten. 

Dit is een bijdrage van Joni Delanoeije. Zij is als FWO-postdoc verbonden aan de KU Leuven.