Thema
Innovatief

Mijn job als … biochemicus

Al 25 jaar doet professor Peter Ponsaerts (UAntwerpen) onderzoek naar immunologie. Want alleen zo kunnen we achterhalen hoe we onze hersenen een handje kunnen helpen. Een gesprek over mini-hersenen, het geduld van onderzoekers en lange wandelingen.

Dag Peter! Wat heb je vandaag al gedaan?

“Ik ben mijn dag begonnen met een mooie wandeling. Zowel in het Brusselse, waar ik woon, als in Antwerpen, waar ik werk, vind je heerlijke routes. Het gebeurt dus regelmatig dat ik van het station van Antwerpen te voet de weg naar mijn campus afleg. Op een uurtje heb ik zo mijn beweging voor de dag gehaald, en tegelijk biedt het me de kans om rustig na te denken over mijn onderzoek.”

Waarover gaat dat onderzoek precies?

“Ik werk ondertussen al ruim 25 jaar binnen de immunologie, en specifieker binnen de hematologie. Daarbij kijken we onder andere naar hoe het bloedsysteem ontstaat, welke celtypes zich in het bloed bevinden … Nog preciezer houd ik me bezig met de immuuncellen van de hersenen, de microglia.”

“Oorspronkelijk gebruikten we voor ons onderzoek in-vitroculturen, daarna hebben we heel lang met proefdieren gewerkt. Sinds een jaar of zeven doen we dat weer wat minder. Want hoewel het proefdieronderzoek heel waardevolle resultaten heeft opgeleverd, heeft het ook z’n beperkingen. Om nog preciezere informatie te krijgen over de mens, werken we nu met stamcel-afgeleide ‘organoids’ als vervanging voor - of complementair aan - dierproeven.”

“In mijn onderzoek zijn die organoids eigenlijk een soort kleine ‘hersenen’ die we zelf kweken. Dat is een werk van lange adem. Muizenhersenen kunnen we op 5 weken tijd kweken, maar bij menselijke hersencellen leidde die termijn tot embryonale hersenen die onvoldoende ontwikkeld waren om onderzoek mee te doen. We zijn dus geëvolueerd naar lange-termijnexperimenten, waarbij we de hersenen minstens 5 of 6 maanden laten groeien. Met die hersenen kunnen we nagaan hoe die verschillende soorten cellen samen reageren op virussen, zuurstoftekort …”

Is dat het soort onderzoek dat je altijd al wilde doen?

“Ik durf zelfs niet te zeggen dat ik altijd al onderzoek wilde doen! (lacht) Zoals veel studenten wist ik na het middelbaar onderwijs niet goed wat ik precies wilde doen. Ik ben dan maar biologie gaan studeren, omdat dat een vrij brede richting was. Maar het beviel me niet zo. Op een bepaald moment moest ik de systematiek van haaien vanbuiten studeren. Dat vond ik zo saai dat ik naar biochemie ben overgestapt.”

“Voor mijn thesis deed ik onder andere onderzoek aan het UZ Antwerpen, waar de regel was dat laboranten voorrang kregen op de toestellen. Dat was ook logisch: zij waren er enkel binnen de werkuren. Als je dus rustig wilde werken, dan kon dat voornamelijk ’s avonds of ’s nachts. Dan kon je soms zelfs op twee dagen gedaan krijgen, waar anderen vijf dagen over deden. En zo ben ik door de onderzoeksmicrobe gebeten.”

Een van de belangrijkste eigenschappen van een goede onderzoeker is dat je geduld moet hebben. Je moet kunnen wachten tot alle puzzelstukken samenvallen.
Peter Ponsaerts
UAntwerpen

Bestaat je dag dan ook voornamelijk uit onderzoek?

“Ik moet toegeven dat ik zelf nog vrij weinig in het labo sta. Begrijp me niet verkeerd, ik heb altijd graag in het labo gewerkt, maar op termijn wordt dat een steeds kleiner aandeel van je job. ‘Ineens’ kwam daar een onderwijsopdracht bij, wat in het begin wennen was. Ik houd me nu vooral bezig met de begeleiding van doctoraatsstudenten. Ze komen bij mij toe als ze net zijn afgestudeerd, denkend dat ze alles kunnen … En dan komen ze in het labo aan en zien ze wat er allemaal kan mislopen!” (lacht)

Stel dat je morgen een onbeperkt onderzoeksbudget zou krijgen, wat zou je daar dan mee doen?

“Meer automatisering invoeren, zonder twijfel. Om onze organoids te kweken, maken we gebruik van een bioreactor die een deel van het proces automatisch uitvoert. Elke week moeten we echter ook nog een manuele handeling uitvoeren. Dat geeft enorm veel stress, want als er ook maar iets van contaminatie of infectie optreedt, kunnen we die kweek niet meer gebruiken. Dus een volledige automatisering, zodat we de organoids als een baby kunnen laten groeien, zou enorm nuttig zijn.”

Je doet al 25 jaar onderzoek, op welke prestatie ben je het meest trots?

“Daarvoor moet ik teruggaan naar het begin van mijn carrière, naar mijn masterthesis. Toen werkte ik aan een manier om eiwitmoleculen tot expressie te brengen in cellen via mRNA-moleculen. Niemand dacht dat het mogelijk was, ik ging naar congressen waar andere doctoraatsstudenten met heel gecompliceerde modellen stonden. Mijn oplossing om ‘gewoon’ mRNA-moleculen in te brengen was een heel eenvoudig model, dat bovendien de laatste jaren zijn nut heeft bewezen. Onder andere het Moderna-vaccin tegen corona is op dat principe gebaseerd.”

“Zo’n wachttijd van 25 jaar is trouwens niet uitzonderlijk. Een van de belangrijkste eigenschappen van een goede onderzoeker is dat je geduld moet hebben. Je moet kunnen wachten tot alle puzzelstukken samenvallen. Zeker bij fundamenteel onderzoek, waar ik mee bezig ben, zie je dat er soms te snel wordt overgegaan naar een klinische toepassing. Nochtans: het is niet omdat die er is, dat hij ook zal werken!”

Onderzoekers moeten geduld hebben. Zijn er nog clichés over wetenschappers die je aan de kaak wilt stellen?

“Het eerste waar ik aan denk is het idee dat je alleen maar met je eigen onderzoek bezig mag zijn. Dat is een enorm misverstand, maar toch zie ik dat veel doctoraatsstudenten en postdocs nog te weinig buiten hun eigen onderzoeksveld durven kijken. Terwijl daar net heel interessante kruisbestuivingen uit voortkomen.”

“Volgend jaar ga ik bijvoorbeeld zelf naar Italië. We werken daar al enkele jaren samen met een labo dat experimenten kan uitvoeren op de ‘hersenen’ die wij kweken. Momenteel hebben we die kennis zelf nog niet in huis. En aangezien mijn doctoraatsstudenten telkens maar vier jaar blijven, moet ik het wel gaan leren!”