Houden kleinkinderen hun grootouders gezond?

 

Voldoende bewegen en niet te veel zitten of liggen is een van de beste manieren om het risico op ziektes te verminderen en je algemene gezondheid te bevorderen. Als FWO-aspirant wil ik nagaan wat de invloed is van het al dan niet zorg bieden of opvang verlenen aan (plus)kleinkinderen op de fysieke activiteit en het sedentair gedrag bij 50-plussers.

 

Het aandeel Belgische 50-plussers die grootouder zijn is bij één van de hoogste in Europa, met ongeveer 62% van de mannen die grootvader zijn en 70% van de vrouwen die grootmoeder zijn. Bovendien bedraagt het percentage grootouders dat geregeld voor hun kleinkinderen zorgt in totaal 53,2% in ons land, waarbij in een doorsnee week gemiddeld 13,4 uur opvang wordt verleend.

Onderzoek toonde eerder al aan dat de zorg voor kleinkinderen gevolgen kan hebben op zowel het mentale als het fysieke welzijn van grootouders. Zo lijkt het hebben van inwonende kleinkinderen of het voogdijschap als grootouder eerder nefast te zijn voor de gezondheid.

Occasioneel zorg bieden voor de kleinkinderen zou grootouders dan weer gelukkiger stemmen, gezien het verlenen van dit type opvang deel uitmaakt van de verantwoordelijkheden binnen het stichten en onderhouden van een gezin of familie.

Veranderingen in de levensstijl

Voldoende fysiek actief zijn in combinatie met een beperkte hoeveelheid zittend/liggend gedrag behoort tot één van de belangrijkste strategieën om het risico op ziektes te verminderen en de algemene gezondheid te bevorderen. En laat het nu net de verouderende populatie zijn – waar ook grootouders toe behoren – die een verhoogd risico heft op niet-overdraagbare aandoeningen, zoals een te hoge bloeddruk en overgewicht of obesitas.

Aangezien de zorg voor jonge kleinkinderen verschillende fysieke taken omvat, kan dit indirect een invloed hebben op de gezondheid van grootouders door mogelijke veranderingen in hun levensstijl wanneer zij in opvang voor hun kleinkinderen voorzien.

Als FWO-aspirant met een dubbeldoctoraat aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB) en Universiteit Gent (UGent), wens ik met mijn fundamenteel onderzoek dan ook na te gaan wat de invloed is van het al dan niet zorg bieden/opvang verlenen aan (plus)kleinkinderen op de fysieke activiteit en het sedentair gedrag bij 50-plussers.

Voor jonge kinderen zorgen omvat verschillende fysieke taken. Dat kan indirect een invloed hebben op de gezondheid van grootouders
Marie Vermote
VUB/UGent

Beweeggedrag van Vlaamse grootouders

Op basis van digitaal georganiseerde focusgroep-gesprekken, kwamen we afgelopen winter reeds te weten dat het beweeggedrag van Vlaamse grootouders tijdens het zorgen voor jonge kleinkinderen onderhevig is aan tal van persoonlijke, interpersoonlijke en omgevingsgebonden factoren. Zo bleken onder meer verschillende karakteristieken van het kleinkind, waaronder de leeftijd, de daaraan gekoppelde dagindeling, maar ook de cognitieve en fysieke ontwikkeling van het kind te bepalen of je als grootouder veel beweegt of eerder meer tijd al zittend doorbrengt.

Verder bleken ook de weersomstandigheden een bepalende factor te zijn om tijdens de zorg voor de kleinkinderen meer of minder fysiek actief te zijn. Gezien tijdens de COVID-19 pandemie sterk geadviseerd werd om intergenerationeel contact te vermijden en dus om grootouders niet langer te bezoeken, en ook geen beroep meer op hen te doen voor het voorzien in opvang voor de kleinkinderen, kwamen we in dit onderzoek ook te weten in welke mate dit een invloed had op het beweeggedrag van de grootouders.

Grootouders gaven zelf aan over het algemeen meer actief te zijn geweest tijdens de lockdown periodes, waarbij sommigen hun bewegingsactiviteiten zo afstemden om de (plus)kleinkinderen toch vanop afstand te kunnen zien.

Longitudinale studie

In het najaar van 2021 startten we binnen mijn doctoraatsonderzoek met een grote longitudinale studie, waarin we ongeveer 100 zorgverlenende grootouders, 100 niet-zorgverlenende grootouders en 100 niet-grootouders ouder dan 50 jaar over een periode van 12 maanden opvolgden.

Op drie meetmomenten, met telkens 6 maanden tijd daartussen, werd zowel de fysieke activiteit als het sedentair gedrag van de deelnemers bepaald door middel van gevalideerde en objectieve meetinstrumenten. Dit stelt ons in staat een beeld te krijgen van de gebruikelijke hoeveelheid beweging binnen deze groepen, maar ook om eventuele groepsverschillen aan te tonen. 

Het includeren van meerdere meetmomenten biedt tenslotte ook de kans om binnen elke groep van 50-plussers veranderingen in fysieke activiteit en sedentair gedrag overheen de tijd te bestuderen, en dit gekoppeld aan (eventuele wijzigingen in) het al dan niet verlenen van zorg aan mogelijke (plus)kleinkinderen.

Dit is een bijdrage van Marie Vermote, FWO-aspirant fundamenteel onderzoek verbonden aan de Vrije Universiteit Brussel en de Universiteit Gent.