Mijn job als … textielonderzoeker
Ambacht (het; o; meervoud: ambachten): vak waarbij je iets met de hand maakt. Iets van een ver verleden? Of net een blik op oplossingen voor de uitdagingen van vandaag? Clara Vankerschaver, docent en onderzoeker aan HOGENT, neemt ons mee in haar job als praktijkonderzoeker – en pleitbezorger van het ambacht.
Dag Clara. Een belangrijke vraag: is onderzoek doen een ambacht?
“Absoluut. Of toch: als je ‘ambacht’ in de ruime zin bekijkt. Onderzoek vraagt diepgaande kennis, grote toewijding – twee aspecten die zeker passen bij een ambachtelijke attitude. De Amerikaanse socioloog Richard Sennett gaat zelfs een stap verder: hij verbindt die bredere betekenis van het concept ambacht en de kunst om samen te leven.”
“Soms moeten we wat ‘ambacht’ betekent echt concreet maken. Dat is zeker het geval binnen ons onderzoeksproject Crafting Futures, dat inzet op de maatschappelijke waardering van ambachtelijke kennis en vaardigheden. Daarbij kunnen we rekenen op de expertise en input van een zestigtal partners. Voor hen is het een cruciale vraag: wat maakt iets tot een ambacht? En hoe zorg je voor een duidelijk afgebakende definitie die tegelijk voldoende flexibel blijft?”
Is samenwerking belangrijk voor dit project?
“Zeker. Een sterkere maatschappelijke waardering vraagt een duidelijke link met actuele uitdagingen: duurzame innovatie, stedelijke transformatie en sociale inclusie. Net daarom is het erg verrijkend om samen te werken met onderzoekers van UAntwerpen, KU Leuven en hogescholen KASK & Conservatorium, Sint-Lucas Antwerpen en de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen. En dan zijn er nog onze partners en stakeholders uit verschillende domeinen.”
“Ik durf weleens te dromen: wat als ik zeven parallelle levens had? Dan studeerde ik tegelijk geschiedenis, kunstwetenschappen, taalkunde … (lacht) Maar de variatie van invalshoeken en vooral de uitwisseling met anderen maakt die droom al voor een groot stuk werkelijkheid.”
Is dat ook waarom je onderzoeker bent geworden?
“Als kind was ik, zoals alle kinderen, nieuwsgierig naar de wereld om me heen. Ik wilde vooral graag weten hoe dingen werden gemaakt. Ik ontdekte al doende en leefde me uit met allerlei handwerk. Daarom koos ik ook voor de opleiding textielontwerp. Die legt veel nadruk op onderzoek, soms bijna antropologisch van aard: welke evolutie heeft textiel doorgemaakt, in verschillende tijden en op verschillende plaatsen? Hoe komt het dat overal ter wereld soortgelijke technieken zijn ontstaan?”
“Ik kan me voorstellen dat mensen raar opkijken als ik wild enthousiast word over verschillende soorten spinnenwielen – maar is dat echt zo vreemd? Als je textiel onderzoekt, reis je bijna in de tijd. En die nieuwsgierigheid naar de oorsprong van dingen brengt automatisch een toekomstgericht perspectief met zich mee: oude ambachten kunnen ons veel leren over hoe we met de problemen van vandaag kunnen omgaan.”
Hoe ziet een doorsneedag eruit voor jou?
“Mijn werk bestaat eigenlijk uit drie delen: kennis verzamelen, toepassen en doorgeven. Die combinatie is precies wat me zo aanspreekt. Mijn ervaringen als lesgever sturen mijn onderzoek, en omgekeerd helpt mijn onderzoek me om beter – minder klassiek – les te geven in het praktijkatelier en in de vakspecifieke theorie.”
“Voor mij is het essentieel dat je vragen mag stellen. Dat je daar tijd en ruimte voor krijgt, en dat het zelfs gewaardeerd wordt. Net daarom kan ik me niet voorstellen dat textiel me niet zal blijven boeien. Het heeft zoveel vormen, technieken, gebruiken, contexten … Als onderzoeker heb ik het geluk dat ik al die aspecten diepgaand kan verkennen.”
Dus als je ’s avonds tevreden op je dag kunt terugkijken …
“… dan is dat waarschijnlijk omdat ik in het atelier merk dat de vonk is overgesprongen: dat wat ik zag, wat ik interessant vond, ook bij iemand anders iets in gang heeft gezet. En dat hoeft niet bij alle studenten te zijn – als er zelfs maar één iemand mee aan de slag wil gaan, geeft dat mij al voldoening. Als ik die connectie heb gevoeld, ga ik telkens blij naar huis.”
Wat is de ultieme droom? Stel, je hebt oneindig veel tijd, geld en mankracht – waar hoop je dan aan het eind van dit project te staan?
“Dan hervormen we het onderwijs, met veel meer appreciatie voor ambachtelijke kennis en vaardigheden. Dan krijgen ambachten in een stedelijke transformatie opnieuw een grotere rol. Dan zijn musea dynamische ontmoetingsplekken waar erfgoed niet alleen bewaard maar vooral belééfd en gemáákt wordt. En dan dragen we bij aan zinvol werk voor iedereen – werk dat economisch leefbaar is en waarin duurzaamheid, sociale inclusie en welzijn vooropstaan.”
“Op kleinere schaal zal, in mijn droomscenario, de muur tussen onderzoek en praktijk verder verdwijnen. Die muur is al deels gesloopt, maar ik wil onderzoek nog meer opentrekken. Ambachtelijke kennis laat zich niet gemakkelijk vatten in academische taal, maar taal blijft een krachtig instrument. Vanuit mijn lessen in een sterk praktijkgerichte opleiding zoek ik actief naar manieren om taal in te zetten én om ook andere manieren van kennisdeling te blijven waarderen.”
Welke onderzoekers inspireren je daarbij?
“Ik koester het werk van makers die ook schrijven, zoals de visuele kunstenaars Anni Albers en Peter Collingwood. Hun observaties vertrekken op een doorvoelde manier vanuit de praktijk en vinden niet alleen een vorm in textiel maar ook in hun verzamelingen, teksten, lezingen en lespraktijk.”
“Ik denk ook aan de Britse antropoloog Tim Ingold. In zijn boek ‘The Perception of the Environment’ stelt hij dat de vorm van een object voortkomt uit het materiaal zelf. Voor wie zelf met materialen werkt, is dat logisch. Maar Ingold weet het op een doordachte, academische manier te verwoorden, en gaat zo in tegen een traditie die betekenis vooral in de vorm zoekt – los van de materialiteit en de verankering in het dagelijkse leven.”
“Ook het werk van Trevor Marchand – nog een Britse antropoloog – inspireert me: hij staat met beide voeten in het veld waarover hij schrijft. Hij ging in de leer bij minarettenbouwers, volgde jarenlang een opleiding houtbewerking … Hij dompelt zich telkens opnieuw onder in een nieuw ambacht, en engageert zich om de magie ervan te begrijpen. Het mooie is dat hij daar ook academisch over communiceert. Zo maakt hij de academische wereld veelzijdiger: wat eerst buiten beeld viel, willen we nu ook begrijpen. Precies dat willen wij ook met ons project bereiken.”